Schrif­te­lijke vragen over giftige lozingen


Indiendatum: 10 jan. 2024

Op 20 november jl stond dit op NH Nieuws: Giftige lozingen op IJsselmeer brengen ons drinkwater in gevaar - NH Nieuws. Op 7 december werd dat nieuws gevolgd door een ander bericht: Kamervragen over giftige lozingen IJsselmeer, advocaat Ficq spreekt van Chemours-achtige praktijken  - NH Nieuws.

De Partij voor de Dieren vindt dit vanzelfsprekend zeer zorgelijk. Wij zijn er een groot voorstander van dat het zicht op giftige lozingen teruggaat naar de waterschappen. Vandaar stellen wij de volgende schriftelijke vragen:

1. Welke bevoegdheden heeft AGV en hoe gaan die gebruikt worden?

2. Hoe ziet AGV haar verantwoordelijkheid in deze?

3. Wat zijn de acties die AGV gaat ondernemen naar de omgevingsdienst?

4. Hoe ziet de samenwerking met HHNK eruit op dit onderwerp?

5. Wat gaat AGV doen naar gemeenten, provincie en landelijke overheid?

6. Wat doet AGV, wellicht via de Unie, om te zorgen dat de grip op lozingen door AGV en andere waterschappen vergroot kan worden?

Indiendatum: 10 jan. 2024
Antwoorddatum: 2 feb. 2024

1. Welke bevoegdheden heeft AGV en hoe gaan die gebruikt worden?

Antwoord: AGV heeft ten aanzien van de lozing van ZZS alleen een bevoegdheid als het gaat om directe lozingen op de wateren in beheer van AGV. Bij de indirecte lozingen zijn veelal de gemeenten bevoegd gezag en hebben de waterschappen een adviesrecht. De Omgevingsdienst is bij indirecte lozingen uitvoerend orgaan. Zij schrijven en beoordelen de vergunning. De Omgevingsdienst informeert ons bij vergunningaanvragen betreffende indirecte lozingen en wij hebben dan de mogelijkheid om te adviseren.

Het gaat om adviesrecht bij de behandeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij dit waterschap of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk. Het adviesrecht geldt ook in het geval het een vergunningplichtige activiteit op grond van de waterschapsverordening betreft. Het dagelijks bestuur van het waterschap heeft in deze gevallen ook het recht op instemming.

Vanuit het gebied van AGV zijn er geen directe lozingen op het IJsselmeer. Wel voeren we vanuit ons gebied water af naar het hoofdwatersysteem van Rijkswaterstaat. Onder normale omstandigheden gaat dit via het Noordzeekanaal en IJmuiden naar de Noordzee. Als de waterstand te hoog oploopt omdat het water bij IJmuiden niet snel genoeg naar zee kan, dan mag AGV water afvoeren naar het IJmeer/Markermeer.

2. Hoe ziet AGV haar verantwoordelijkheid in deze?

Antwoord: Het overheidsbeleid rondom ZZS is vastgelegd in het Besluit Activiteiten Leefomgeving. Dit verplicht bedrijven hun lozingen en uitstoot van ZZS naar lucht en water te vermijden. Als dat niet haalbaar is, dan moeten de emissies zoveel mogelijk worden beperkt (minimalisatieverplichting).

Bij vergunningplichtige activiteiten levert een bedrijf informatie over de emissie van ZZS (informatieverplichting) en mogelijkheden om deze verder te voorkomen of te beperken. Vervolgens kan het bevoegd gezag in de vergunning voorschriften opnemen voor emissiebeperking en continue verbetering. Vanaf dat punt is het is de verantwoordelijkheid van AGV om ervoor te zorgen dat bij een aanvraag van een directe lozing ZZS geweerd worden uit het oppervlaktewater. Zodat ook het water dat we afvoeren bijvoorbeeld naar IJmeer/Markermeer niet belast wordt.

3. Wat zijn de acties die AGV gaat ondernemen naar de omgevingsdienst?

Antwoord: Richting de omgevingsdienst maakt AGV gebruik van het adviesrecht bij het beoordelen van indirecte lozingen.

4. Hoe ziet de samenwerking met HHNK eruit op dit onderwerp?

5. Wat gaat AGV doen naar gemeenten, provincie en landelijke overheid?

6. Wat doet AGV, wellicht via de Unie, om te zorgen dat de grip op lozingen door AGV en andere waterschappen vergroot kan worden?

Antwoord: We trekken op dit moment op verschillende manier op met onze buren en mede overheden die in vraag 4, 5 en 6 genoemd worden. Dat doen we in Unieverband en voor de Kaderrichtlijn Water werken we samen in de deelstroomgebieden (voor ons Rijn-West). Een belangrijke actie is die uit de landelijke KRW impuls. Daar staat de intensivering van maatregelen voor stoffen als actielijn beschreven.

Er wordt gekeken welke intensivering van maatregelen voor stoffen mogelijk en nodig is. De belangrijkste bronnen zijn hierbij industrie, stedelijk afvalwater (via RWZI’s) en landbouw. Daarbij wordt gekeken naar de hele keten: van de productie tot de zuivering, inclusief toelating van stoffen en vergunningverlening, toezicht en handhaving. Ook wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij reeds lopende programma’s en initiatieven. Daarnaast wordt momenteel vanuit de UvW de mogelijkheid onderzocht om de verantwoordelijkheid van indirecte lozingen weer terug naar de waterschappen te halen. Een kerngroep brengt hiervoor de voorwaarden, haalbaarheid en termijn in beeld.